* "Zijn ziel zwaait / als een slinger"
Vergelijking:
* "Zijn haar, / als een zijden sjaal"
* "Hij trapt met zijn hielen, / Als een spelend veulen"
Personificatie:
* "De wind / fluistert in zijn oor"
* "De zon / schijnt op zijn gezicht"
Alliteratie:
* "Zijn ziel swingt"
* "Als een zijden sjaal"
* "Hij trapt met zijn hielen"
Onomatopee:
* "Het kraken van de schommel"