Alliteratie: Dit is de herhaling van medeklinkers aan het begin van woorden. In "Roar" wordt dit apparaat gebruikt in de regel "Ik zal niet ineenkrimpen, ik zal niet bezwijken" (regels 11-12). De herhaling van het "s"-geluid benadrukt de kracht van de spreker.
Metafoor: Dit is een stijlfiguur die twee dingen vergelijkt zonder de woorden 'like' of 'as' te gebruiken. In "Roar" wordt dit apparaat gebruikt in de regels "Ik ben de leeuwin, ik ben de koningin" (regels 13-14). De spreker vergelijkt zichzelf met een leeuwin en een koningin om te laten zien dat ze sterk en krachtig is.
Personificatie: Dit is een stijlfiguur die menselijke kenmerken aan een dier, object of idee geeft. In "Roar" wordt dit apparaat gebruikt in de regel "De storm is gekomen en gegaan, maar ik ben er nog steeds" (regel 2). De storm krijgt menselijke kenmerken door te zeggen dat hij is gekomen en gegaan, wat de veerkracht van de spreker benadrukt.
Anafora: Dit is de herhaling van een woord of zin aan het begin van opeenvolgende dichtregels. In "Roar" wordt dit apparaat gebruikt in de regels "I will not be..." (regels 1-4) en "I will brullen..." (regels 15-19). De herhaling van deze zinnen benadrukt de vastberadenheid en kracht van de spreker.
Parallelisme: Dit is het gebruik van soortgelijke grammaticale structuren in opeenvolgende dichtregels. In "Roar" wordt dit apparaat gebruikt in de regels "Ik zal niet gebroken worden, ik zal niet bang zijn" (regels 3-4) en "Ik zal niet het zwijgen worden opgelegd, ik zal niet verborgen worden" (regels 5-6 ). De herhaling van de grammaticaal vergelijkbare zinnen benadrukt de vastberadenheid en kracht van de spreker.
Antithese: Dit is het gebruik van contrasterende woorden of zinsneden in opeenvolgende dichtregels. In "Roar" wordt dit apparaat gebruikt in de regels "Ik ben een vrouw, ik ben sterk" (regel 1) en "Ik ben de prooi, ik ben de jager" (regel 10). Het contrast tussen "vrouw" en "sterk" en "prooi" en "jager" benadrukt de kracht en kracht van de spreker.