Woningen II
Het kortste van de twee gedichten, 'Livings II', presenteert een reeks beelden die vluchtige momenten van menselijke ervaringen vastleggen. Het gedicht begint met de zin:'De doden hangen in de lucht', wat suggereert dat de aanwezigheid van de dood ons leven doordringt. Daarna volgt een reeks observaties:een dansend stel, een kind dat in een fontein speelt, een man die een krant leest. Deze momenten worden afgewisseld met beelden van verval en sterfelijkheid, zoals 'de stenen zijn koud en de sterren zijn oud'.
De structuur van het gedicht benadrukt het contrast tussen de levendigheid van het leven en de onvermijdelijkheid van de dood. De eerste drie regels creëren een gevoel van beweging en vitaliteit, terwijl de vierde regel een somberder toon introduceert. Dit patroon zet zich door het hele gedicht voort en creëert een spanning tussen de kortstondige aard van het menselijk bestaan en de blijvende aanwezigheid van de dood.
Woningen III
"Livings III" is een uitgebreider en contemplatief gedicht dat de nutteloosheid van menselijke inspanningen en de beperkingen van ons begrip onderzoekt. Het begint met de spreker die een groep kinderen observeert die in een veld spelen, waarbij hun gelach en vreugde contrasteren met het "donkere hout" en het "stille zwembad" dat hen omringt. De spreker reflecteert op de onschuld van de kinderen en hun gebrek aan besef van het lijden en de teleurstelling die hen op volwassen leeftijd te wachten staan.
Het gedicht verlegt vervolgens de focus naar de eigen ervaringen van de spreker, met name hun mislukte relaties en onvervulde ambities. De spreker drukt een gevoel van desillusie en spijt uit en erkent dat hun leven niet is verlopen zoals ze hadden gehoopt. De laatste strofe eindigt met het besef van de spreker dat "er niet veel meer over is".
In 'Livings III' hanteert Larkin een meer gemoedelijke toon en gebruikt hij eenvoudige, directe taal om zijn inzichten in het menselijk bestaan over te brengen. De structuur van het gedicht is minder gefragmenteerd vergeleken met 'Livings II', waardoor een samenhangend verhaal van reflectie en introspectie ontstaat.
Analyse
Zowel ‘Livings II’ als ‘Livings III’ onderzoeken thema’s als sterfelijkheid, het verstrijken van de tijd en de nutteloosheid van het menselijk bestaan. Elk gedicht benadert deze thema’s echter op zijn eigen manier. ‘Livings II’ presenteert een reeks contrasterende beelden die de spanning tussen leven en dood benadrukken, terwijl ‘Livings III’ een meer contemplatieve benadering hanteert en reflecteert op de persoonlijke ervaringen en teleurstellingen van de spreker.
Larkins taal- en beeldtaalgebruik is ook opmerkelijk in beide gedichten. In 'Livings II' gebruikt hij levendige, zintuiglijke taal om een tastbaar gevoel te creëren van de momenten die hij beschrijft. Daarentegen gebruikt "Livings III" een meer ingetogen, gemoedelijke toon, waardoor de gedachten en emoties van de spreker op de voorgrond komen.
Over het geheel genomen bieden 'Livings II' en 'Livings III' diepgaande en aangrijpende meditaties over de menselijke conditie, waarbij Larkin's vaardigheid wordt getoond in het maken van tot nadenken stemmende en emotioneel resonerende poëzie.