Ik was een levend wezen, met een stem en uiterlijk,
Met ziel en gevoel, met gewrichten en pezen.
Ik was vaak te paard en vaak in de strijd.
Ik heb vaak genoten van de geneugten van de tafel.
Nu ben ik dood, de wormen eten mij op.
Vaak dringen ze met een haast mijn schedel binnen.
Ze kruipen over me heen, keer op keer, alsof de weg loopt
Op die manier. Vertel mij, beste man, wat er in mij is.
Antwoord
Een harp