Door Stephen Spender
Na de begrafenis muilezelkarren, gedrapeerd met wit of zwart
(Op deze route zijn er altijd begrafenissen) kwam en ging.
In het lege veld lieten de muilezels de touwen slap hangen.
De expres waarmee ik aankwam, racete als een torrent.
Met een stoomachtige adem en donkere stoomgetrechterde rook.
Er is weinig om aan vast te houden behalve hoop
Hoe ver de reis die je hebt afgelegd ook lijkt,
Aan het einde stap je af. Maar er was geen hoop meer,
Alleen de enorme primitieve schreeuw van het kind
Vanwaar ze het de schemerige tunnel in droegen
Alsof ze de kist eerder droegen. Die stem.
Nog steeds de kracht van zijn eigen release aan het verzamelen,
Zou toch het kwaad vernietigen met de ultieme schreeuw.
Dit wist ik:en ik dacht aan de machten van de duisternis:
Hoe noodzakelijk is het dat iedereen lijkt
Alsof hij nooit twijfelde:en voor sommigen
Voor degenen voor wie het er echt toe doet – die niet kunnen bedriegen,
De eenvoud van het oog om een juist oordeel te vellen;
Het heldere oog dat, zelfs in wanhoop, inspecteert:
De weg in de express door een groot moeras
Van stomend moeras; maar je kunt niet te voet oversteken.
En de trein reed verder de nacht en de sneeuw en de stoom in;
Alsof we de eigen droom van de geest binnengingen;
De plaats die je moet bereiken en toch nooit mag bereiken.