* De monarchie werd gezien als een goddelijke instelling. Mensen geloofden dat de monarch door God was uitgekozen om te regeren, en dat zij de plicht hadden de bevelen van de monarch te gehoorzamen.
* De monarchie werd gezien als een bron van nationale trots. De Engelsen waren trots op hun koningin en op de plaats van hun land in de wereld. De monarchie werd gezien als een symbool van de kracht en welvaart van Engeland.
* De monarchie werd gezien als een bron van stabiliteit en orde. In een tijd van grote veranderingen en onzekerheid werd de monarchie gezien als een constante waarop men kon vertrouwen. Van de vorst werd verwacht dat hij leiderschap en begeleiding zou bieden en de veiligheid en het welzijn van de mensen zou garanderen.
De monarchie was echter niet zonder critici. Sommige mensen waren van mening dat de vorst te veel macht had en dat zij geen verantwoording hoefden af te leggen aan hun onderdanen. Anderen waren van mening dat de monarchie te duur was en dat deze vervangen moest worden door een republiek.