Naast het eerstgeboorterecht waren er in de tijd van Shakespeare ook een aantal andere regels die de erfenis regelden. Vrouwen mochten bijvoorbeeld over het algemeen geen eigendommen op eigen kracht erven, tenzij ze het enige overlevende kind waren. Als een man zonder kinderen stierf, zou zijn eigendom overgaan naar zijn dichtstbijzijnde mannelijke familielid.
De regel van het eerstgeboorterecht werd vaak als oneerlijk beschouwd, omdat dit ertoe kon leiden dat jongere zonen niets meer overhielden. In sommige gevallen zou dit zelfs tot conflicten tussen broers kunnen leiden, omdat de jongere zonen het gevoel zouden kunnen hebben dat hun rechtmatige erfenis is bedrogen.
Ondanks de tekortkomingen was het eerstgeboorterecht de geaccepteerde erfelijkheidsregel in de tijd van Shakespeare, en het speelde een belangrijke rol bij het vormgeven van de sociale structuur van Engeland.