Economische factoren:
* handelsroutes en bronnen: Alle drie de landen zochten nieuwe handelsroutes naar Azië, in de hoop de dure en gevaarlijke overlandroutes te omzeilen die worden bestuurd door het Ottomaanse rijk. Dit betekende het vinden van nieuwe zeroutes naar India, China en de Spice Islands (het huidige Indonesië).
* Nieuwe grondstoffen: Ze wilden toegang tot waardevolle bronnen zoals kruiden, zijde, goud en edelstenen. Er was veel vraag naar deze grondstoffen in Europa en konden aanzienlijke winst genereren.
* kolonisatie en bronnen: Ze probeerden kolonies op te richten om toegang te krijgen tot natuurlijke hulpbronnen zoals hout, bont en land voor landbouw.
Politieke factoren:
* National Prestige and Power: Deze verkenningen voedden nationale trots en concurrentie tussen Europese machten. Het ontdekken van nieuwe landen en het vestigen van kolonies werden gezien als markers van nationale macht en succes.
* Uitbreiding en invloed: Ze wilden hun territoria en politieke invloed over de hele wereld uitbreiden.
Religieuze factoren:
* verspreiding van het christendom: Sommige ontdekkingsreizigers werden gemotiveerd door een verlangen om het christendom te verspreiden naar nieuwe landen en inheemse bevolking te bekeren.
Andere factoren:
* Wetenschappelijke nieuwsgierigheid: Sommige ontdekkingsreizigers werden gedreven door een honger naar kennis en een verlangen om meer te leren over de wereld, inclusief de geografie, flora, fauna en culturen.
* avontuur en persoonlijk gewin: Veel mensen, vooral degenen die lid werden van expedities, zochten op zoek naar avontuur, rijkdom en persoonlijke glorie.
Specifieke voorbeelden:
* Engels: Terwijl hun vroege reizen werden gedreven door de handel, vestigden ze later kolonies in Noord -Amerika (bijv. Jamestown, Plymouth) en het Caribisch gebied, op zoek naar middelen en rijkdom.
* Frans: Hun verkenningen waren gericht op het opzetten van handelsposten en bont-trade-netwerken in Noord-Amerika, en ze koloniseerden later Canada en delen van het Caribisch gebied.
* Nederlands: Ze concentreerden zich op het opzetten van een enorm handelsnetwerk in Oost-Indië (het huidige Indonesië), gericht op de kruidenhandel. Ze richtten ook kolonies op in Noord -Amerika (Nieuw Nederland) en Zuid -Afrika.
Over het algemeen werden de Engelse, Franse en Nederlandse verkenningen van exploratie aangedreven door een complex samenspel van economische, politieke, religieuze en individuele motivaties. Deze verkenningen hadden een diepgaande impact op de wereld, wat leidde tot de ontdekking van nieuwe landen, de oprichting van wereldwijde handelsnetwerken en de verspreiding van Europese invloed over de hele wereld.