1. Lopen
- Stappen voorwaarts, achterwaarts en zijwaarts
2. Rennen
- Snelle stappen die worden gezet door één voet van de grond te tillen en voor de andere voet te plaatsen.
3. Springen
- Een actie waarbij beide voeten tegelijkertijd de grond verlaten.
4. Draaien
- Dit gebeurt door lichaamsdelen op één punt te draaien. Bijvoorbeeld door de arm in een cirkel te draaien.
5. Balanceren
- Het lichaam in positie houden of houden. Dit kan gedaan worden door op één voet te staan of een houding aan te nemen zoals een handstand.