1. Startpositie :De dansers staan evenwijdig aan elkaar, in dezelfde richting kijkend, met de bamboestokken evenwijdig aan de grond en iets uit elkaar voor zich.
2. Single-Leg Shuffle :De ene danser begint de dans door met één been naar voren of naar achteren te schuifelen, terwijl de andere danser stil blijft staan.
3. Kruisstap :Met de bamboestokken op de grond stapt de ene danser in een kruisende beweging over of tussen de stokken terwijl de andere danser tegelijkertijd in de tegenovergestelde richting stapt.
4. Afwisselend shuffle en cross-step :De dansers blijven afwisselend de bewegingen met één been en kruisstappen afwisselen, terwijl ze een stabiel ritme en coördinatie behouden.
5. Bamboekruising :Naarmate de dans vordert, worden de bamboestokken dichter naar elkaar toe gebracht, waardoor de dansers ingewikkelder voetenwerk moeten uitvoeren om te voorkomen dat ze de palen met hun voeten raken.
6. Snelle bewegingen :De dans omvat vaak snelle en plotselinge veranderingen in voetenwerk en lichaamsposities, inclusief sprongen, sprongen en draaibewegingen.
7. Gesynchroniseerde stappen :Beide dansers moeten hun passen, paalbewegingen en lichaamscoördinatie perfect synchroniseren om een samenhangende uitvoering te creëren.
8. Hoger tempo :Naarmate de dans vordert, neemt het tempo meestal toe, wat een grotere behendigheid en coördinatie van de artiesten vereist.
9. Eindpositie :De dans eindigt wanneer de dansers tot stilstand komen terwijl ze de bamboestokken in een laatste houding houden, vaak begeleid door een muzikale climax.
Gedurende de hele voorstelling tonen de dansers flexibiliteit, evenwicht en gratie terwijl ze navigeren door het ritmische tikken van de bamboestokken. De rinkelende dans valt op door zijn levendige ritme, energieke bewegingen en het visuele spektakel van de bamboestokken die snel klikken en klakken terwijl ze in verschillende patronen en reeksen tegen elkaar worden geslagen.