Handen:
1. Mens: In de startpositie zijn de handen van de danser doorgaans open en op borsthoogte. Naarmate de dans vordert, gebruikt hij expressieve handgebaren om het ritme en de emoties van de bewegingen te versterken.
2. Vrouw: De danseres plaatst haar handen voor zich, waarbij de ene pols op de andere rust of beide handen elkaar voor haar buik aanraken. Ze gebruikt sierlijk haar handen om de ritmische patronen te accentueren en de emoties van de dans uit te drukken.
Voeten:
1. Mens: Het basisvoetwerk omvat ritmisch stampen en tikken op de grond. De man voert ingewikkelde variaties uit op zapateado, een traditionele stempeltechniek, om dynamische ritmische patronen te creëren met behulp van de bal, hiel en tenen van de schoenen.
2. Vrouw: Het voetenwerk van de vrouw, vergelijkbaar met dat van de man, omvat zapateado en ingewikkelde stappatronen. Ze maakt echter zachtere, subtielere bewegingen en danst vaker op de bal van haar voeten dan de man.
Houd er rekening mee dat de specifieke bewegingen en variaties kunnen variëren, afhankelijk van de specifieke choreografie van la jota moncadena en de individuele stijl van de dansers.