1. Positie: Het voetgewricht bevindt zich aan de onderkant van de fluit, onder het lichaam en het kopstuk. Het is waar de pink van de linkerhand van de fluitspeler rust terwijl hij het instrument vasthoudt.
2. Sleutelmechanisme: Het voetgewricht bevat verschillende toetsen en mechanismen waarmee de fluitspeler de toonhoogte kan regelen en verschillende noten kan produceren. Deze toetsen omvatten de voettoetsen (C, C# en D) en het B-sleutelmechanisme, dat nauwkeurige intonatie en vingerzettingstechnieken met halve gaten mogelijk maakt.
3. Luchtstroomkanaal: In het voetgewricht bevindt zich een luchtkanaal dat de "voetbuis" of "stijgbuis" wordt genoemd en dat het kopgewricht met het lichaam van de fluit verbindt. Via dit kanaal kan de adem van de speler soepel en gelijkmatig door het instrument stromen, waardoor de kwaliteit en het timbre van het geluid worden beïnvloed.
4. Aanpassing: Het voetgewricht is verstelbaar, waardoor fluitspelers de toonhoogte en intonatie van het instrument kunnen verfijnen. Door het voetgewricht iets uit te trekken of in te drukken, kan de speler de lengte van de luchtkolom in de fluit aanpassen, waardoor de toonhoogte verandert.
5. Toetsuitlijning: Een juiste uitlijning van de toetsen op het voetgewricht is essentieel voor een nauwkeurige vingerzetting en intonatie. Fluittechnici of ervaren spelers maken vaak aanpassingen aan het sleutelmechanisme van het voetgewricht om een optimale uitlijning en speelbaarheid van de toetsen te bereiken.
Over het geheel genomen dient het voetgewricht in een fluit als een cruciaal onderdeel voor het produceren van geluid, het controleren van de intonatie en het faciliteren van een comfortabele speelervaring voor de fluitspeler.