* Ik kom
* Jij gaat
*Hij/Zij/Jij gaat
* Wij gaan
*Je gaat
* Zij/zij/jij gaan
Present conjunctief:
* Laat me gaan
* Moge je gaan
* Moge hij/zij/jij gaan
* Laten we gaan
* Moge je gaan
*Laat ze gaan
Onvolmaakt indicatief:
* Ik ging
*Je ging
*Hij/Zij/Jij ging
* Wij gingen
*Je ging
* Zij/zij/jij gingen
Onvoltooid aanvoegende wijs:
* Dat was ik
* Dat was je
* Dat hij/zij/jij was
* Dat waren we
* Dat was je
*Dat waren ze
Toekomstige indicatief:
*Ik zal gaan
*Je gaat
*Hij/Zij/Jij gaat
* Wij zullen gaan
*Je gaat
* Zij/zij/jij zullen gaan
Voorwaardelijke tijd:
*Ik zou gaan
*Je zou gaan
*Hij/Zij/Jij zou gaan
* Wij zouden gaan
*Je zou gaan
* Zij/zij/jij zouden gaan