>was een fictieve taal die werd geïntroduceerd in de roman _The Great Brain_ uit 1965 van John D. Fitzgerald. De taal is gemaakt door JD's oudere broer Tom Fitzgerald en volgens de verteller wordt hij gesproken in de fictieve Amerikaanse grensstad Adenville uit de 20e eeuw. De taal was zogenaamd zo moeilijk om te leren en uit te spreken dat zelfs de kinderen van wie de ouders de taal vloeiend spraken, zoals Tom en zijn broers en zussen, de taal alleen zouden spreken om buitenstaanders te kwellen die tevergeefs probeerden de taal te leren.
De Thambabok-taal wordt gekenmerkt door de toevoeging van de lettergreep "Tham" vóór werkwoorden, en "bob" na zelfstandige naamwoorden, met extra lettergrepen aan het begin en/of einde van woorden om de uitspraak te variëren en het moeilijker te maken om te begrijpen. Enkele voorbeelden zijn:
* Zitten: Sith tham bob ("zit-tham-bob")
* Om te eten: Ith tham bob ("eet-tham-bob")
* Om te lopen: Al-kith tham bob ("alkith-tham-bob")
* De leraar: Eth tham bob leert tham bob ("eth-tham-bob leert tham-bob")
* De dokter: Eth tham bob doctham bob ("eth-tham-bob doctham-bob")
De Thambabok-taal is een speelse en fantasierijke creatie die een element van humor en mysterie aan de roman toevoegt. Hoewel het misschien geen praktische taal is voor alledaagse communicatie, dient het zijn doel als bron van vermaak en intriges voor lezers van _The Great Brain_.