Tapschoenen zijn uitgevonden om het geluid van voetstappen te versterken die worden geproduceerd door artiesten in vaudeville- en minstreelshows. Toen deze shows eind 19e en begin 20e eeuw populairder werden, werd de behoefte aan luidere en duidelijkere percussiegeluiden duidelijk.
Aanvankelijk bevestigden artiesten metalen platen of bellen aan hun schoenen, maar deze waren vaak omslachtig en ongemakkelijk. In de jaren 1890 begon een artiest genaamd William Henry Lane (bekend als Master Juba) een nieuw type schoen te gebruiken met metalen kranen aan de zolen. Deze kranen waren gemaakt van kleine stukjes metaal, zoals spijkers of spijkers, en waren in een specifiek patroon gerangschikt om een verscheidenheid aan geluiden te creëren.
Lane's innovatie sloeg al snel aan en al snel gebruikten ook andere artiesten tapschoenen. Aan het begin van de 20e eeuw waren tapschoenen een essentieel onderdeel geworden van vaudeville- en minstreelshows, en ze werden ook gebruikt in andere vormen van entertainment, zoals Broadway-musicals en Hollywood-films.
Tapschoenen zorgden niet alleen voor een duidelijker en luider geluid, maar lieten artiesten ook toe om complexe ritmes en patronen met hun voeten te creëren. Dit opende nieuwe mogelijkheden voor choreografen en dansers, en het hielp om van tapdansen een van de populairste dansvormen ter wereld te maken.
Tegenwoordig worden tapschoenen nog steeds gebruikt door dansers van alle leeftijden en niveaus, en ze blijven een essentieel onderdeel van veel verschillende dansstijlen.