De meervlakscamera bestond uit een reeks glazen vlakken, die elk een ander deel van de scène beschilderden. De vlakken waren achter elkaar gerangschikt, waarbij het dichtstbijzijnde vlak de voorgrond was en het verste vlak de achtergrond. De camera werd vervolgens voor de vliegtuigen geplaatst en naar voren en naar achteren bewogen om de illusie van beweging te creëren.
Terwijl de camera bewoog, bewogen de verschillende vlakken met verschillende snelheden, waardoor een gevoel van diepte ontstond. Het voorgrondvlak beweegt bijvoorbeeld sneller dan het achtergrondvlak, waardoor het lijkt alsof het dichter bij de kijker komt. Met de meervlakscamera konden ook speciale effecten worden gecreëerd, zoals in- en uitzoomen en door de scène pannen.
De meervlakscamera werd gebruikt om enkele van de meest iconische animatiefilms aller tijden te maken, waaronder Sneeuwwitje en de zeven dwergen (1937), Pinocchio (1940) en Fantasia (1940). Het werd ook gebruikt in latere films zoals The Little Mermaid (1989) en The Lion King (1994).
De meervlakscamera werd uiteindelijk vervangen door computeranimatie, maar blijft een belangrijk onderdeel van de animatiegeschiedenis. Het was een grote stap voorwaarts in de ontwikkeling van animatie en maakte de creatie van meer realistische en meeslepende animatiescènes mogelijk.