Terwijl Antigone echter standvastig blijft in haar besluit om hun broer te eren en de begrafenisrituelen uit te voeren, evolueren Ismene's gevoelens. Ze worstelt met een moreel conflict tussen haar plicht als zuster en de angst voor de gevolgen van de wet. Ismene's liefde en zorg voor Antigone zijn duidelijk, en ze spreekt de wens uit om haar op alle mogelijke manieren te steunen.
Wanneer Antigone erop aandringt dat Ismene de verantwoordelijkheid moet delen en moet deelnemen aan het begraven van Polyneices, raakt Ismene nog meer in conflict. Ze stelt dat het oneerlijk is dat Antigone van haar verwacht dat ze dezelfde risico's neemt en de mogelijke straf onder ogen ziet. Ismene's angsten en gevoel voor zelfbehoud weerhouden haar er uiteindelijk van om zich actief bij Antigone aan te sluiten in haar daad van verzet.
Ondanks haar aanvankelijke onwil en angst, tonen Ismene's gevoelens voor Antigone gedurende het hele stuk haar diepe emotionele gehechtheid aan haar zus. Haar aarzeling om deel te nemen aan de begrafenis wordt niet alleen gedreven door angst, maar ook door een gevoel van voorzichtigheid en bezorgdheid over het welzijn van Antigone. Ze bewondert echter nog steeds de moed en vastberadenheid van Antigone, ook al kiest ze ervoor om niet hetzelfde pad te volgen.