Wat bedoelt Shakespeare in zijn sonnet als hij zegt dat mijn ogen in niets op de zon lijken?
Shakespeare's Sonnet 130 bevat de zin 'De ogen van mijn minnares lijken in niets op de zon', wat suggereert dat de ogen van de geliefde van de spreker niet de stralende schoonheid en schittering bezitten die vaak aan de zon wordt toegeschreven. Door haar ogen te contrasteren met de zon benadrukt de spreker haar unieke en individuele schoonheid.