Snaarinstrumenten: Wanneer een snaar wordt aangeslagen, gebogen of getokkeld, trilt deze. Deze trilling zorgt ervoor dat de omringende lucht trilt, waardoor geluidsgolven ontstaan. De toonhoogte van het geluid hangt af van de spanning, lengte en dikte van de snaar.
Blaasinstrumenten: Wanneer lucht door een opening in een blaasinstrument wordt geblazen, ontstaat er een turbulente luchtstroom. Deze turbulentie zorgt ervoor dat de lucht in het instrument trilt, waardoor geluidsgolven ontstaan. De toonhoogte van het geluid hangt af van de lengte van de buis en de grootte en vorm van de opening.
Percussie-instrumenten: Wanneer een voorwerp wordt geraakt of geschraapt, trilt het. Deze trillingen zorgen ervoor dat de omringende lucht trilt, waardoor geluidsgolven ontstaan. De toonhoogte van het geluid hangt af van de grootte, vorm en materiaal van het voorwerp dat wordt geraakt.
Elektronische instrumenten: Elektronische instrumenten gebruiken elektronische circuits om geluidsgolven te genereren. Deze circuits kunnen een grote verscheidenheid aan geluiden creëren, van eenvoudige piepjes tot complexe geluiden die traditionele akoestische instrumenten nabootsen.