Koortheater combineert acteren, zingen en dansen in een theatervoorstelling. Het lijkt op opera, maar in plaats van solisten worden de hoofdrollen door een koor gezongen. Vaak wordt het koor begeleid door een klein instrumentaal ensemble.
Koortheater heeft een lange geschiedenis, met vroege voorbeelden die teruggaan tot het oude Griekenland. In de Middeleeuwen was koortheater populair in de vorm van mysteriespelen en moraliteitsspelen. Deze toneelstukken werden vaak opgevoerd door religieuze groeperingen en vertelden verhalen over de Bijbel of andere religieuze onderwerpen.
In de Renaissance werd het koortheater meer seculier. Componisten begonnen koorwerken te schrijven die niet op religieuze teksten waren gebaseerd. Deze stukken werden vaak in theaters opgevoerd en konden komisch of tragisch van aard zijn.
Koortheater bleef populair in de barok en klassieke periode. Bekende voorbeelden van koortheater uit deze periodes zijn Händels Messiah en Mozarts Die Zauberflöte.
In de Romantiek begon koortheater in populariteit af te nemen. Dit was mede te danken aan de opkomst van de opera, die meer mogelijkheden bood voor solozangers. Er werd echter nog steeds koortheater geproduceerd, en enkele opmerkelijke voorbeelden uit deze periode zijn onder meer de Negende symfonie van Beethoven en het Requiem van Verdi.
In de 20e eeuw beleefde koortheater een heropleving. Componisten begonnen koorstukken te schrijven die meer experimenteel van aard waren. Deze stukken bevatten vaak elementen van jazz, rock en volksmuziek. Enkele opmerkelijke voorbeelden van koortheater uit deze periode zijn Bernsteins Mass, Orffs Carmina Burana en Brittens War Requiem.
Tegenwoordig wordt koortheater nog steeds over de hele wereld opgevoerd. Het is een veelzijdig genre dat aan verschillende instellingen kan worden aangepast. Koortheater kan worden uitgevoerd in theaters, concertzalen, kerken en zelfs buiten. Het is een genre dat een breed publiek kan aanspreken en een krachtige en ontroerende ervaring kan bieden.