* Beeldmateriaal: Shakespeare gebruikt beelden om een levendig beeld te creëren van de setting, karakters en gebeurtenissen in zijn toneelstukken. Dit helpt om het publiek onder te dompelen in de wereld van het stuk en hen het gevoel te geven dat ze er daadwerkelijk zijn.
* Figuratief taalgebruik: Shakespeare gebruikt figuratieve taal, zoals metaforen, vergelijkingen en personificaties, om diepte en betekenis aan zijn toneelstukken toe te voegen. Dit helpt om de toneelstukken gedenkwaardiger te maken en het publiek betrokken te houden.
* Retoriek: Shakespeare gebruikt retoriek, of de kunst van het overtuigen, om zijn personages overtuigender te maken en een gevoel van urgentie of spanning te creëren. Dit helpt om het publiek op het puntje van hun stoel te houden en ervoor te zorgen dat ze zich zorgen maken over wat er met de personages gebeurt.
* Karakterisering: Shakespeare creëert complexe en goed ontwikkelde karakters waar het publiek zich mee kan identificeren en zich in kan inleven. Dit helpt om de toneelstukken emotioneel meer resonerend te maken en om het publiek meer in het verhaal te laten investeren.
* Verhaal: De toneelstukken van Shakespeare zitten vol wendingen die het publiek aan het raden houden. Dit helpt om een gevoel van spanning te creëren en het publiek betrokken te houden.
* Thema's: De toneelstukken van Shakespeare onderzoeken een verscheidenheid aan universele thema's, zoals liefde, verlies, macht en ambitie. Dit helpt om de toneelstukken relevant te maken voor een breed publiek en ervoor te zorgen dat ze tijdloos blijven.
Door deze technieken te gebruiken, kan Shakespeare toneelstukken creëren die zowel vermakelijk als tot nadenken stemmend zijn. Zijn toneelstukken hebben de tand des tijds doorstaan en worden nog steeds gewaardeerd door publiek over de hele wereld.