1. Waarom at de leerling zijn huiswerk op? Omdat de leraar hem vertelde dat het een fluitje van een cent was.
2. Hoe noem je een koe zonder poten? Rundergehakt.
3. Waarom zag het wiskundeboek er zo verdrietig uit? Omdat het vol problemen zat.
4. Hoe weet je of je auto op water loopt? Door de walvisgeluiden die uit de uitlaatpijp komen.
5. Wat zei de oceaan tegen het strand? Niets, het zwaaide alleen maar.
6. Hoe maak je een weefseldans? Je stopt er een beetje boogie in.
7. Wat is een andere naam voor je voet? Een beenwarmer.
8. Waarom werd de appel rood? Omdat hij de dokter heeft gezien.
9. Wat zei de conciërge toen hij uit de kast sprong? Benodigdheden!
10. Waarom moest de gitaar naar de tandarts? Omdat er touwtjes aan zaten.