Elizabeth Proctor was de vrouw van John Proctor, een boer in Salem, Massachusetts, tijdens de heksenprocessen in Salem. Ze was een gerespecteerd lid van de gemeenschap, bekend om haar vriendelijkheid en vrijgevigheid. In 1692 werd ze echter beschuldigd van hekserij door Abigail Williams, een jong meisje dat last had van toevallen en hallucinaties.
Elizabeth Proctor werd voor de rechter gebracht, waar ze voor een gestapeld kaartspel stond. De rechtbank werd voorgezeten door bevooroordeelde rechters die vastbesloten waren haar schuldig te verklaren. Ze mocht zichzelf niet verdedigen en het bewijs tegen haar was op zijn best zwak. Ondanks haar pleidooi voor onschuld werd ze schuldig bevonden en ter dood veroordeeld.
Op 19 juli 1692 werd Elizabeth Proctor samen met verschillende andere onschuldige mensen opgehangen. Haar executie was een tragische gerechtelijke dwaling en herinnert ons aan de gevaren van massahysterie en religieuze onverdraagzaamheid.