Stimuli kunnen uit verschillende bronnen komen en verschillende vormen aannemen:
1. Tekst- en literaire werken: Toneelstukken, romans, gedichten en korte verhalen kunnen bronnen van inspiratie en aanpassing zijn.
2. Historische gebeurtenissen: Incidenten uit de echte wereld en verslagen van gebeurtenissen uit het verleden bieden rijk materiaal voor dramatisering.
3. Persoonlijke ervaringen: Kunstenaars kunnen hun persoonlijke ervaringen, herinneringen en observaties gebruiken als stimulans voor hun werk.
4. Sociale en politieke verschijnselen: Actuele maatschappelijke trends, problemen en gebeurtenissen kunnen via theater gesprekken op gang brengen.
5. Beeldende kunst: Schilderijen, foto's, sculpturen of andere vormen van beeldende kunst kunnen als inspiratie dienen voor het podium.
6. Muziek: Soundscapes, melodieën of individuele liedjes kunnen emotionele reacties uitlokken en auditieve stimuli bieden voor uitvoeringen.
7. Beweging: Fysieke gebaren, dansen of kinesthetische ervaringen kunnen prikkels zijn voor gechoreografeerde of op beweging gebaseerde stukken.
8. Natuur en Milieu: Natuurlijke landschappen, ecologische concepten of weerpatronen kunnen voorstellingen stimuleren die de menselijke relaties met de omgeving onderzoeken.
9. Technologie: Technologische innovaties, digitale platforms of multimedia kunnen een unieke impuls bieden aan experimentele theaterpraktijken.
10. Objecten: Een ogenschijnlijk alledaags object kan de focus van een voorstelling worden, wat aanleiding geeft tot onderzoek naar de symboliek en betekenissen ervan.
Stimuli stimuleren de creatieve samenwerking binnen een theatergezelschap, waardoor kunstenaars hun geselecteerde inspiraties kunnen interpreteren, analyseren en vertalen naar een dramatische representatie. Ze bieden een basis voor de ontwikkeling van personages, plot, thema's en de algemene artistieke visie van een theatrale productie.