* Verhaal: De opeenvolging van gebeurtenissen waaruit het verhaal bestaat.
* Tekens: De mensen of dieren die deelnemen aan de actie van het verhaal.
* Instelling: De tijd en plaats waarin het verhaal zich afspeelt.
* Thema: Het centrale idee of de boodschap van het verhaal.
* Taal: De woorden die worden gebruikt om het verhaal te vertellen, inclusief dialoog, vertelling en beschrijving.
Kenmerken van een drama
* Conflict: De strijd of botsing tussen tegengestelde krachten in het verhaal.
* Spanning: Het gevoel van onzekerheid of opwinding over wat er daarna gaat gebeuren.
* Catharsis: De emotionele bevrijding die voortkomt uit het getuige zijn van de oplossing van het conflict.
* Tragedie: Een soort drama waarin de hoofdpersoon een ondergang of de dood ervaart.
* Komedie: Een soort drama waarbij humor wordt gebruikt om het publiek te vermaken.