1. Hamlet's monoloog (3.1): In een beroemde monoloog overweegt Hamlet zelfmoord en stelt hij het doel van het leven in vraag. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen actie ondernemen om de dood van zijn vader te wreken en de morele implicaties van moord.
2. Het spel in het spel: Hamlet bedenkt een plan om de schuld van Claudius aan het licht te brengen. Hij organiseert een groep acteurs om een toneelstuk op te voeren genaamd "The Murder of Gonzago", dat nauw aansluit bij de omstandigheden van de dood van koning Hamlet.
3. Ophelia's waanzin: Ophelia's afdaling in waanzin wordt steeds intenser. Radeloos door de dood van haar vader Polonius en het grillige gedrag van Hamlet, wordt ze onsamenhangend en zingt ze gefragmenteerde liedjes.
4. Confrontatie met Gertrude: Hamlet confronteert zijn moeder, koningin Gertrude, in haar privévertrekken. Hij beschuldigt haar van ontrouw en morele corruptie, en hij dringt er bij haar op aan zich te bekeren en vergeving te zoeken.
5. De muizenval: Het toneelstuk-in-het-stuk, "The Murder of Gonzago", wordt voor de rechtbank opgevoerd. Zoals Hamlet het had bedoeld, wordt Claudius 'schuld onthuld wanneer hij met afgrijzen reageert en abrupt de voorstelling verlaat.
6. Het gebed van Claudius (3.3): Claudius, alleen in de kapel, probeert te bidden en om vergeving te vragen voor zijn misdaden. Zijn schuldgevoel drukt echter zwaar op hem en hij kan geen echt berouw vinden.
7. Hamlet's ontmoeting met Claudius: Hamlet heeft de mogelijkheid om Claudius te vermoorden terwijl hij aan het bidden is, maar hij aarzelt, omdat hij denkt dat Claudius misschien vergeving zoekt en daarom in een staat van genade verkeert.
8. De dood van Polonius (3.4): Claudius stuurt Hamlet naar de kamers van zijn moeder om verder met haar te praten. Hamlet ontdekt dat Polonius zich verschuilt achter de arras, aangezien hij hem voor Claudius aanziet en hem impulsief vermoordt.