Shakespeare gebruikt de term 'jongleur' in verschillende van zijn toneelstukken om te verwijzen naar mensen die bedreven zijn in bedrog, bedrog of manipulatie. In het toneelstuk 'Macbeth' noemt Shakespeare de heksen bijvoorbeeld 'jongleurs', wat suggereert dat ze in staat zijn Macbeth te misleiden en te manipuleren. In het toneelstuk "The Tempest" gebruikt Shakespeare de term "jongleur" om te verwijzen naar het personage Prospero, die zijn magische krachten gebruikt om de andere personages in het stuk te controleren en te manipuleren.
Over het algemeen suggereert Shakespeares gebruik van de term 'jongleur' een negatieve connotatie, waarbij iemand wordt geïmpliceerd die bedrieglijk, manipulatief of bedreven is in bedrog.