Juliet is ook bang voor de mogelijke afkeuring en het oordeel van de samenleving als hun relatie openbaar zou worden. Ze is bang voor de reacties van haar vrienden, familieleden en de bredere gemeenschap, die hun liefde als ongepast en schandalig zouden kunnen beschouwen vanwege het aanhoudende conflict tussen hun families. De angst voor sociale uitsluiting en uitsluiting drukt zwaar op Julia's geest.
Bovendien maakt Juliet zich zorgen over de fysieke daad van liefde zelf, gezien de maatschappelijke verwachtingen van maagdelijkheid en kuisheid die in die tijd aan vrouwen werden gesteld. Ze wordt heen en weer geslingerd tussen haar verlangen om bij Romeo te zijn en de angst die gepaard gaat met het consumeren van hun liefde.
Haar angst en ongerustheid zijn duidelijk zichtbaar in Act 2, vooral in de beroemde balkonscène, waar ze haar tegenstrijdige emoties uitdrukt door te zeggen:
'Als hij wordt gedood, zeg dan dat ik liefdesliedjes heb gezongen.'
"Mijn enige liefde kwam voort uit mijn enige haat!
Te vroeg gezien als onbekend, en te laat bekend!"