* Altruïsme: De onbaatzuchtige zorg voor het welzijn van anderen.
* Compassie: Het vermogen om de gevoelens van een ander te begrijpen en te delen.
* Empathie: Het vermogen om jezelf in de schoenen van iemand anders te verplaatsen en hun perspectief te begrijpen.
* Vrijgevigheid: De bereidheid om aan anderen te geven zonder iets terug te verwachten.
* Vriendelijkheid: De kwaliteit van vriendelijk, attent en zorgzaam zijn.
* Liefde: Het intense gevoel van diepe genegenheid en zorg voor een andere persoon.
* Geduld: Het vermogen om rustig op iets of iemand te wachten.
* Respect: Het gevoel van diepe bewondering voor iemand of iets.
* Verantwoordelijkheid: De kwaliteit van het verantwoordelijk zijn voor je eigen daden.
* Vertrouwen: De overtuiging dat iemand of iets betrouwbaar, eerlijk en betrouwbaar is.
Slechte daden van de mens:
* Agressie: Het fysiek of verbaal aanvallen of beschadigen van iemand.
* Verraad: De handeling waarbij iemands vertrouwen wordt geschonden.
* Wreedheid: De kwaliteit van opzettelijk wreed of hardvochtig zijn.
* Oneerlijkheid: De handeling van het vertellen van leugens of het niet eerlijk zijn.
* Hebzucht: Het buitensporige verlangen naar rijkdom of bezittingen.
* Haat: Het intense gevoel van afkeer voor iemand of iets.
* Jaloezie: Het gevoel van wrok en afgunst jegens het succes of geluk van iemand anders.
* Luiheid: Het gebrek aan motivatie of energie om te doen wat men zou moeten doen.
* Egoïsme: De kwaliteit van het begaan zijn met de eigen belangen ten koste van anderen.
* Geweld: Het gebruik van fysiek geweld om schade of schade te veroorzaken.