1. Tragische held: King Lear belichaamt het tragische heldenarchetype. Hij wordt aanvankelijk afgeschilderd als een machtige en trotse monarch, maar zijn beslissing om zijn koninkrijk onder zijn dochters te verdelen op basis van hun vleierij leidt tot zijn ondergang.
2. Fatale fout: De tragische fout van Lear ligt in zijn onvermogen om de ware aard van zijn dochters te herkennen en zijn misplaatste vertrouwen in Goneril en Regan. Zijn overhaaste acties en gebrek aan oordeel dragen bij aan zijn tragische lot.
3. Ondergang en lijden: De beslissingen van Lear resulteren in zijn vervreemding van zijn trouwe dochter Cordelia en het verlies van zijn koninkrijk. Hij ervaart enorm lijden, waaronder verraad, vernedering en het verlies van zijn gezond verstand terwijl hij worstelt met de gevolgen van zijn daden.
4. Catharsis en inzicht: Het stuk roept een gevoel van medelijden en angst op bij het publiek als ze getuige zijn van de tragische ondergang van Lear. Door zijn lijden krijgt Lear inzicht in zijn eigen fouten en de ware aard van de mensen om hem heen.
5. Oplossing: Het stuk eindigt met de dood van Lear en Cordelia, wat het tragische einde van hun familie en het koninkrijk aangeeft. De oplossing van het conflict geeft een gevoel van afsluiting en benadrukt de gevolgen van Lears acties.
Over het geheel genomen voldoet 'King Lear' aan de criteria van een tragisch toneelstuk, waarin de ondergang van een tragische held wordt uitgebeeld, waarbij thema's als macht, verraad, gezinsdynamiek en de menselijke conditie worden onderzocht. Het wordt beschouwd als een van Shakespeares grootste tragedies en een diepgaande verkenning van de menselijke natuur.