Aristoteles suggereert dat de tragische held de volgende kenmerken zou moeten hebben:
1. Hamartia :Dit verwijst naar de tragische fout of beoordelingsfout die tot de ondergang van de held leidt. De hamartia van de held is meestal het resultaat van zijn eigen keuzes, en wordt niet veroorzaakt door externe factoren.
2. Overmoed :Dit verwijst naar de buitensporige trots of arrogantie van de held. Hoogmoed zorgt er vaak voor dat de held zichzelf te ver overstijgt en fouten maakt.
3. Peripeteia :Dit verwijst naar de plotselinge omkering van het lot die plaatsvindt in het leven van de held. De peripeteia wordt meestal veroorzaakt door de hamartia van de held.
4. Anagnorise :Dit verwijst naar het moment van zelfherkenning of realisatie van zijn eigen fouten door de held. Anagnorisis komt vaak voor aan het einde van het stuk en zorgt ervoor dat de held spijt krijgt van zijn daden.
Aristoteles was van mening dat de tragische held een gevoel van medelijden en angst bij het publiek moest oproepen. Medelijden is het gevoel van sympathie dat het publiek voelt voor het lijden van de held, terwijl angst het gevoel van angst is dat het publiek voelt over het potentiële lot van de held. Aristoteles was ook van mening dat de tragische held herkenbaar moest zijn voor het publiek, zodat zij zich konden identificeren met de strijd van de held.