Julius Caesar, een succesvolle militaire generaal en politicus, is na de verovering van Gallië teruggekeerd naar Rome. Hij wordt door het volk gevierd als een held, maar zijn populariteit en macht wekken jaloezie en angst op bij veel edelen, waaronder sommigen in de Senaat.
Het stuk begint met een groep tribunes, geleid door Flavius en Marullus, die een feest ter ere van Caesar proberen te onderdrukken. Ze maken zich zorgen over de groeiende macht van Caesar en de potentiële bedreiging die deze vormt voor de Republiek. Dit aanvankelijke conflict vormt het toneel voor de politieke intriges en machtsstrijd die zich gedurende het stuk ontvouwen.
Te midden van deze spanningen bespreken twee mannen, Brutus en Cassius, hun zorgen over de ambities van Caesar en de dreiging die hij vormt voor de Republiek. Ze zijn van plan hem te vermoorden om te voorkomen dat hij een tiran wordt.
Over het geheel genomen presenteert het begin van Julius Caesar een complex politiek landschap, gekenmerkt door machtsstrijd, conflicten en verdeeldheid binnen de Romeinse samenleving.