Het moordcomplot was zorgvuldig gepland door de samenzweerders. Op de Ides van maart verzamelden ze zich in het Theater van Pompeius onder het voorwendsel dat ze een bijeenkomst van de Romeinse Senaat bijwoonden. Toen Caesar arriveerde, overhandigden ze hem een petitie om hun verbannen collega Publius Cornelius Lentulus Sura terug te roepen, maar Caesar weigerde. Dit diende als signaal voor de samenzweerders om hun aanval te lanceren.
Gaius Casca Longinus, een van de samenzweerders, stak Caesar in de nek en trok als eerste bloed. Dit werd gevolgd door een golf van aanvallen toen meerdere senatoren Caesar omsingelden en met dolken neerstaken. Caesar deed een laatste poging om zichzelf te verdedigen, maar hij werd overmeesterd en meer dan 23 keer gestoken.
Volgens de Romeinse historicus Suetonius waren Caesars laatste woorden:"Et tu, Brute?" ("Jij ook, Brutus?"). Er wordt gezegd dat hij deze zin heeft uitgesproken toen hij zijn goede vriend en vertrouwde luitenant, Marcus Junius Brutus, tussen zijn aanvallers zag.
De moord op Caesar maakte een einde aan zijn leven en veranderde de loop van de Romeinse geschiedenis dramatisch. In de nasleep onderging de Romeinse Republiek een periode van burgeroorlogen, die uiteindelijk leidden tot het overwicht van Caesars geadopteerde zoon en erfgenaam, Octavianus (later bekend als keizer Augustus), en de oprichting van het Romeinse Rijk.