1. Tragische held :Het verhaal draait om een hoofdpersoon, bekend als de tragische held, die bewonderenswaardige kwaliteiten bezit, maar ook een fatale fout heeft, bekend als hamartia, die uiteindelijk tot hun ondergang leidt.
2. Overmoed :De tragische held geeft blijk van buitensporige trots (hoogmoed) en overschat vaak hun capaciteiten of daagt de goden uit, wat tot hun ondergang leidt.
3. Omkering van het fortuin :De hoofdpersoon ervaart een omkering van het fortuin van een staat van geluk, macht of voorspoed naar een staat van ellende en ondergang. Deze verschuiving van triomf naar ramp wordt "peripeteia" genoemd en leidt tot de ondergang van de held.
4. Herkenning (Anagnorise) :Op een bepaald punt in het verhaal krijgt de tragische held een duidelijk inzicht in zijn ware identiteit, situatie of de omstandigheden die tot zijn ondergang hebben geleid. Vaak gaat het hierbij om de erkenning van hun fatale vergissing of vergissing.
5. Catharsis :Tragedie heeft tot doel emoties van angst, medelijden en uiteindelijk catharsis bij het publiek op te roepen door de val van de tragische held. Catharsis verwijst naar de zuivering of zuivering van deze emoties die door het publiek worden ervaren, waardoor ze een gevoel van emotionele bevrijding en contemplatie krijgen.
6. Lot/bestemming :Klassieke tragedies bevatten vaak elementen van het lot en het lot. Externe krachten zoals het lot, goddelijke vergelding of voorouderlijke vloeken spelen een rol bij het vormgeven van de ondergang van de tragische held en kunnen niet volledig worden gecontroleerd of ontweken.