* Scène 1:Tommy, een jonge jongen, speelt met zijn vrienden in het park. Hij is de jongste van de groep en voelt zich vaak buitengesloten.
* Scène 2:Tommy's ouders worden naar school geroepen omdat Tommy ruzie heeft gehad. Ze maken zich zorgen om hem en weten niet wat ze moeten doen.
* Scène 3:Tommy's ouders brengen hem naar een therapeut, die de diagnose ADHD bij hem stelt. Tommy krijgt medicijnen voorgeschreven, maar hij wil die niet innemen.
Act II
* Scène 1:Tommy begint de medicijnen in te nemen en zijn gedrag verbetert. Hij kan zich beter concentreren op school en vrienden maken.
* Scène 2:Tommy's ouders zijn blij met de vooruitgang die hij boekt, maar maken zich ook zorgen over de mogelijke bijwerkingen van de medicatie.
* Scène 3:Tommy's therapeut verzekert zijn ouders dat de medicatie veilig en effectief is. Hij vertelt hen dat het belangrijk is dat Tommy de medicijnen inneemt om zijn ADHD onder controle te houden.
Act III
* Scène 1:Tommy blijft de medicijnen innemen en zijn ADHD-symptomen zijn goed onder controle. Hij kan slagen op school en vrienden maken.
* Scène 2:Tommy's ouders zijn opgelucht dat het goed met hem gaat. Ze zijn dankbaar voor de hulp van de therapeut en de medicatie.
* Scène 3:Tommy is een gelukkige en succesvolle jongeman. Hij kan een volwaardig en productief leven leiden dankzij de hulp die hij kreeg voor zijn ADHD.