De wet van knuppel en hoektand omvat het bijten, snijden en worstelen met de tegenstander. Wolven gebruiken hun krachtige kaken om verpletterende beten toe te dienen, en hun scherpe klauwen om diepe wonden toe te brengen. Ze richten zich op kwetsbare gebieden zoals de keel, buik en benen. Wolven vertrouwen ook op hun superieure behendigheid en uithoudingsvermogen om hun tegenstanders te slim af te zijn en hen te vermoeien.
Naast fysieke gevechten gebruiken wolven ook psychologische tactieken om hun tegenstanders te intimideren. Ze kunnen grommen, grommen en hun tanden blootleggen om agressie en dominantie te tonen. Door hun kracht en wreedheid te tonen, kunnen wolven potentiële aanvallers vaak afschrikken en onnodige gevechten vermijden.
De wet van knuppel en hoektand is een overlevingsinstinct voor wolven, omdat ze in een harde en competitieve omgeving leven waar ze voortdurend moeten strijden om voedsel en territorium. Deze manier van vechten stelt hen in staat zichzelf te verdedigen, hun dominantie te laten gelden en uiteindelijk hun overleving in het wild te verzekeren.