1. Kracht en controle :Goeths wreedheid werd gedreven door zijn verlangen naar macht en controle over de gevangenen. Hij genoot ervan zijn gezag uit te oefenen en zag de gevangenen als objecten die gemanipuleerd en gedomineerd moesten worden.
2. Gebrek aan empathie :Goeths acties weerspiegelden ook een gebrek aan empathie en medeleven met de gevangenen. Hij beschouwde ze als onmenselijk en beschouwde zichzelf als superieur aan hen. Dit gebrek aan empathie stelde hem in staat onvoorstelbaar lijden toe te brengen zonder spijt.
3. Indoctrinatie :Goeth werd geïndoctrineerd door de nazi-ideologie, die antisemitisme, racisme en ontmenselijking bevorderde. Hij geloofde dat hij een legitieme en noodzakelijke missie uitvoerde om de Joden en andere vermeende vijanden van het naziregime uit te roeien.
4. Desensibilisatie :Na verloop van tijd raakte Goeth ongevoelig voor het lijden dat hij veroorzaakte. De voortdurende blootstelling aan geweld, dood en pijn maakte hem onverschillig voor de menselijke tragedie die zich om hem heen afspeelde.
Het is belangrijk op te merken dat de wreedheid van Goeth niet uniek was onder nazi-leiders. Veel hooggeplaatste nazi-functionarissen en -bestuurders waren verantwoordelijk voor gruwelijke wreedheden tijdens de Holocaust, als weerspiegeling van een cultuur van wreedheid en minachting voor het menselijk leven waarvan het naziregime doordrongen was.