De passé composé wordt in verschillende situaties gebruikt, waaronder:
- Om acties of gebeurtenissen te beschrijven die in het verleden hebben plaatsgevonden:
J'ai mangé une pizza hier. (Ik heb gisteren een pizza gegeten.)
Tu as fait tes devoirs. (Je hebt je huiswerk gedaan.)
Het is allemaal een bioscoop. (Ze gingen naar de film.)
- Om acties of gebeurtenissen te beschrijven die plaatsvonden vóór een andere actie of gebeurtenis uit het verleden:
J'avais déjà fini mes devoirs quand elle est aankomst. (Ik had mijn huiswerk al af toen ze arriveerde.)
Dit is een toegift op het moment dat je je eigen parti. (Je zat nog op school toen ik wegging.)
Elles is dé déménagé avant que je les rencontre. (Ze waren verhuisd voordat ik ze ontmoette.)
- Om acties of gebeurtenissen te beschrijven die in het verleden herhaaldelijk hebben plaatsgevonden:
J'allais souvent au parc quand j'étais petit. (Toen ik klein was, ging ik vaak naar het park.)
Als u de bus gebruikt, moet u alles doen. (Je nam altijd de bus om naar je werk te gaan.)
Het organiseert een feest voor feesten. (Ze organiseerden vaak feesten.)
De passé composé is een veelzijdige tijd die kan worden gebruikt om een breed scala aan acties en gebeurtenissen uit het verleden uit te drukken. Het is belangrijk om het gebruik van de passé composé onder de knie te krijgen om effectief in het Frans te kunnen communiceren.