Elke act in een toneelstuk heeft doorgaans zijn eigen setting, personages en gebeurtenissen. De setting van een act kan van locatie tot locatie veranderen, en de personages die in een act voorkomen, verschijnen mogelijk niet allemaal in andere acts. De gebeurtenissen in een act bouwen doorgaans voort op de gebeurtenissen in eerdere acts en leiden tot de climax van het stuk.
Acts kunnen ook worden gebruikt om een gevoel van spanning of verwachting bij het publiek te creëren. Het einde van een act kan bijvoorbeeld een cliffhanger bij het publiek achterlaten, waardoor ze benieuwd zijn naar wat er daarna gebeurt. Handelingen kunnen ook worden gebruikt om een gevoel van oplossing of catharsis te creëren, terwijl de personages in het stuk hun conflicten verwerken en in het reine komen met hun lot.