Ambitie en jaloezie: Shakespeare zinspeelt op Iago's ambitie voor promotie en zijn afgunst op Cassio's positie. Zijn wrok voedt zijn verlangen om Cassio en Othello te saboteren, waardoor hij gebeurtenissen manipuleert en tegen elkaar opzet.
Onzekerheid en zelfhaat: Iago's onzekerheid komt voort uit zijn overtuiging dat hij door de mensen om hem heen over het hoofd wordt gezien en niet gerespecteerd. Dit minderwaardigheidscomplex manifesteert zich als haat jegens het succes van anderen en de behoefte om controle uit te oefenen.
Wraak: Iago voelt zich onrecht aangedaan door Othello's keuze voor Cassio als zijn luitenant, wat hij ziet als een belediging voor zijn eigen capaciteiten. Zijn verlangen naar wraak drijft hem ertoe de ondergang van Othello en Cassio te orkestreren.
Geniet van chaos: Sommige interpretaties suggereren dat Iago amusement vindt in de chaos die hij creëert. Hij vindt het leuk om anderen te manipuleren en hun ondergang te zien, wat duidt op een sadistische inslag in zijn persoonlijkheid.
Psychologische complexiteit: Shakespeare laat Iago's motivaties opzettelijk dubbelzinnig, waardoor hij een raadselachtige en onvoorspelbare figuur wordt. Deze complexiteit maakt uiteenlopende interpretaties mogelijk en moedigt het publiek aan om na te denken over de aard van het menselijk kwaad, de invloed van maatschappelijke druk en de wisselwerking van interne en externe factoren bij het vormgeven van iemands daden.
Door deze technieken presenteert Shakespeare Iago als een veelzijdig personage wiens motivaties een mengeling zijn van persoonlijke onzekerheden, jaloezie en een verlangen naar macht en controle. Door te weigeren een duidelijke verklaring te geven, daagt hij het publiek uit om hun eigen begrip van menselijk gedrag en de complexiteit van goed en kwaad onder ogen te zien.