* Om de karakters te beschrijven. Toneelschrijvers gebruiken karakterbeschrijvingen om hun personages aan het publiek voor te stellen. Deze beschrijvingen zijn te vinden aan het begin van het stuk of in de dialoog tussen personages.
* Om de instelling te beschrijven. Toneelschrijvers gebruiken settingbeschrijvingen om de wereld van het stuk voor het publiek te creëren. Deze beschrijvingen zijn te vinden aan het begin van het stuk of in de dialoog tussen personages.
* Om de actie te beschrijven. Toneelschrijvers gebruiken regieaanwijzingen om de fysieke bewegingen van de personages en de objecten op het podium te beschrijven. Deze aanwijzingen zijn gedurende het hele stuk te vinden.
* Om de toon van het stuk te beschrijven. Toneelschrijvers gebruiken regieaanwijzingen om de toon van het stuk aan te geven, bijvoorbeeld of het serieus, komisch of tragisch is. Deze aanwijzingen zijn gedurende het hele stuk te vinden.
Daarom is het antwoord:"Om de karakters te beschrijven."