Vrijmoedigheid: De soldaat wordt afgeschilderd als een moedig en onbevreesd individu dat gevaar en uitdagingen omarmt.
Gepassioneerd: Hij wordt afgeschilderd als gepassioneerd en gemotiveerd door eer, glorie en het nastreven van moed.
Opvliegend: De soldaat wordt gemakkelijk geprovoceerd en is vatbaar voor plotselinge woedeaanvallen. Er wordt beschreven dat hij bereid is om "ruzie" te maken en bereid is om zonder aarzeling conflicten aan te gaan.
Impulsief: De soldaat is vaak impulsief en handelt overhaast zonder na te denken over de gevolgen van zijn daden. Deze impulsiviteit zorgt ervoor dat hij roekeloos gedrag vertoont en confrontaties aangaat.
Ambitieus: De soldaat wordt gedreven door ambitie en verlangt naar glorie en erkenning voor zijn militaire prestaties. Hij zoekt roem en wordt gemotiveerd door een gevoel van eer en loyaliteit.
Zelfverzekerd: De soldaat heeft een sterk gevoel van zelfvertrouwen en gelooft in zijn eigen kunnen en vaardigheden. Hij vertrouwt op zijn instinct en is vastberaden om elke uitdaging het hoofd te bieden.
Trots: De soldaat wordt afgeschilderd als trots en heeft veel respect voor zichzelf. Hij is zich bewust van zijn sociale status en het belang van eer en reputatie in het militaire leven.
Kortstondige glorie: De glorie en roem van de soldaat zijn vaak vluchtig en vergankelijk. De toespraak suggereert dat zijn heroïsche daden en prestaties snel zullen vervagen, waardoor hij een gevoel van leegte en spijt achterlaat.