1) De laffe poltroon vluchtte van het slagveld en liet zijn kameraden achter.
2) De poltroon was zo laf dat hij niet eens voor zichzelf opkwam als hij gepest werd.
3) De poltroon was te bang om zijn mening te uiten, ook al wist hij dat hij gelijk had.
4) De poltroon was zo timide dat hij op een donkere nacht niet eens naar buiten wilde.
5) De poltroon was zo bang dat hij niet eens een brug over een rivier wilde oversteken.