1. Ik ben gemaakt van vezels, maar ik ben geen plant.
Ik ben er altijd om je te bedekken, maar ik ben geen deken.
Ik kan wit, zwart of een andere kleur zijn,
Maar ik zie er altijd op mijn best uit als ik schoon ben.
Wat ben ik?
Antwoord:Kleding
2. Ik kom per twee, maar ik ben geen vriend.
Ik ben er altijd om je voeten te beschermen, maar ik ben geen schild.
Ik kan gemaakt zijn van leer, canvas of zelfs wol,
Maar ik voel me altijd goed als ik schoon ben.
Wat ben ik?
Antwoord:Sokken
3. Ik ben gewend je hoofd te bedekken, maar ik ben geen hoed.
Ik kan gemaakt zijn van katoen, wol of zelfs zijde,
Maar ik voel me altijd zacht als ik schoon ben.
Wat ben ik?
Antwoord:Een sjaal