Generaal Joseph Joffre, de opperbevelhebber van het Franse leger tijdens de vroege stadia van de oorlog, was een groot voorstander van uitputtingsoorlogvoering. Hij geloofde dat de Fransen door massale frontale aanvallen op de Duitse linies te lanceren de verdedigers konden overweldigen en doorbraken konden bereiken. Deze strategie bleek echter kostbaar en ineffectief, resulterend in aanzienlijke verliezen voor het Franse leger zonder substantiële vooruitgang te boeken.
Franse commandanten pasten ook uitputtingstactieken toe in andere oorlogsgebieden, zoals de Gallipoli-campagne en de Slag aan de Somme. Deze veldslagen werden gekenmerkt door een intense en langdurige loopgravenoorlog, waarbij beide partijen zware verliezen leden bij pogingen terrein te winnen.
Hoewel uitputtingsoorlogvoering effectief zou kunnen zijn bij het uitputten van de vijand, bracht dit ook hoge menselijke kosten met zich mee. De Fransen leden tijdens de oorlog miljoenen slachtoffers, en het meedogenloze streven naar uitputtingstactieken droeg aanzienlijk bij aan deze tol.