Vroeger, toen ik nog een kind was:
- Ik ging elke dag naar school.
- Ik hield van spelen met mijn vrienden in de speeltuin.
- Mijn moeder voorbereid altijd een heerlijke maaltijd voor het avondeten.
- Mijn vader las elke avond de krant.
- Wij keken familietelevisie in het weekend.
- Dat heb ik gedaan mijn huiswerk elke avond voordat ik naar bed ga.
- Ik ging Ga vroeg naar bed om de volgende dag in goede conditie te zijn.