1. Het gebruik van donkere beelden:
- "Nacht, moeder van de goden"
- "zwart verdriet"
2. Verwijzing naar het lot en Moira (lot):
- "Ze zijn gekomen, ze zijn hier, snelle Furies van weleer."
- "Met voeten die niet willen meegeven, volgen ze, zoeken ze ons."
- "Hun adem is heet op de baan, hun kreet stijgt naar de hemel."
3. Voorspellen van lijden en vernietiging:
- "Ze zijn gekomen om te vernietigen, te verwoesten, te verscheuren en te doden."
- "Geen enkele kracht kan standhouden, geen rijkdom kan sussen."
4. Gebruik van nadrukkelijke en onheilspellende taal:
- "Ze zijn er!"
- "Ze zullen niet toegeven."
- "Hun adem is heet."
5. Gevoel van hulpeloosheid en berusting:
- "Geen sterveling kan aan hen ontsnappen, geen stad, geen toren kan hen de weg versperren."
- "Tevergeefs schreeuwen we, tevergeefs bidden we."
Over het geheel genomen is de toon van deze strofe er een van onheilspellend voorgevoel en angst, waardoor een sfeer van naderend onheil en ongeluk voor Oedipus en Thebe ontstaat.