- "Eerlijk is fout, en fout is eerlijk" (Act 1, Scène 1):Deze regel gebruikt de bijvoeglijke naamwoorden "eerlijk" en "fout" om te verwijzen naar de morele kwaliteiten van de personages en de gebeurtenissen in het stuk.
- "De Thane van Cawdor leeft:waarom kleed je mij / in geleende gewaden?" (Act 1, Scène 3):Deze regel gebruikt de uitdrukking "geleende gewaden" om te verwijzen naar de titel van Thane van Cawdor, die Macbeth zojuist van de heksen heeft gekregen.
- "Welke handen zijn hier? Ha! Ze plukken mijn ogen uit" (Act 2, Scène 2):Deze regel gebruikt het woord "handen" om te verwijzen naar de persoon die verantwoordelijk is voor Macbeths schuld, wat eigenlijk zijn eigen geweten is.
- "Door het prikken van mijn duimen, / Er komt iets slechts op deze manier" (Act 4, Scène 1):Deze regel gebruikt de uitdrukking "het prikken van mijn duimen" om te verwijzen naar het bovennatuurlijke gevoel dat de heksen hebben.
- "En al onze gisterens hebben dwazen verlicht / De weg naar de stoffige dood" (Act 5, Scène 5):Deze regel gebruikt de uitdrukking "al onze gisterens" om naar het verleden te verwijzen, en de uitdrukking "stoffige dood" om naar te verwijzen de dood zelf.