Romeo tot Julia:
"Als ik met mijn onwaardigste hand dit heilige heiligdom ontheilig, is de zachte zonde deze:mijn lippen, twee blozende pelgrims, klaar om die ruwe aanraking glad te strijken met een tedere kus".
Julia antwoordt:
"Goede pelgrim, je doet je hand te veel verkeerd, wat hieruit een welgemanierde toewijding blijkt; want heiligen hebben handen die de handen van pelgrims aanraken, en palm tot palm is een heilige palmerskus."
In reactie op het geestige antwoord van Julia zegt Romeo:
"Hebben niet de lippen van heiligen, en ook geen heilige palmers?" waarop Juliet speels antwoordt:"Ja, pelgrim, lippen die ze moeten gebruiken in gebed"
Romeo zegt speels:"O dan, lieve heilige, laat de lippen doen wat handen doen; zij bidden, sta het toe, opdat het geloof niet in wanhoop verandert".
'Zo is van mijn lippen, door die van jou, mijn zonde weggezuiverd', zegt Romeo terwijl hij haar hand kust. Hierop zegt Juliet:"Heb dan mijn lippen de zonde die ze op zich hebben genomen". Dan antwoordt Romeo:"Zonde van uw lippen? O zoet aangespoorde overtreding! Geef mij mijn zonde opnieuw!".
Nadat ze de kus hebben gedeeld, voegt Juliet plagend toe:"Je kust volgens het boekje"
Deze gepassioneerde en poëtische uitwisselingen tussen Romeo en Julia benadrukken de intense genegenheid en het verlangen dat tussen hen ontstaat bij hun eerste ontmoeting, en vormen het toneel voor het tragische liefdesverhaal dat zich ontvouwt.