Religieus leiderschap:
* Diende als hoofd van de religieuze hiërarchie en werd beschouwd als een vertegenwoordiger van de goden op aarde.
* Voerde religieuze rituelen, ceremonies en offers uit om de gunst van de goden te verzekeren, de vruchtbaarheid te bevorderen en de stadstaat te beschermen.
Politieke autoriteit:
* Oefende politieke macht uit als opperste heerser van de stadstaat.
* Stelde wetten vast, nam beslissingen en zorgde voor het algehele welzijn en de welvaart van de gemeenschap.
Administratieve taken:
* Beheerde en hield toezicht op de overheid, inclusief de toewijzing van middelen, openbare werken en handelsregels.
* Houdde toezicht op de bouw en het onderhoud van tempels, paleizen en andere openbare bouwwerken.
Economische rollen:
* Beheerste de distributie van land en landbouwhulpbronnen.
* Toezicht gehouden op de opslag en herverdeling van overtollige goederen en rijkdom.
Militair leiderschap:
* In sommige gevallen fungeerde de priester-koning ook als militair bevelhebber in tijden van conflict of invasies.
* Leidde militaire campagnes en verdedigde de stadstaat tegen externe bedreigingen.
Juridische functies:
* Diende als opperrechter en beslechtte geschillen tussen individuen of tussen de stadstaat en aangrenzende nederzettingen.
Culturele betekenis:
* Belichaamde de eenheid en identiteit van de stadstaat door hun verbinding met het goddelijke.
* Bevorderde artistieke en culturele prestaties, zoals de ontwikkeling van literatuur, poëzie en kunst.
De rol van de priester-koning combineerde religieuze, politieke, administratieve, economische en zelfs militaire verantwoordelijkheden, waardoor ze invloedrijke en gerespecteerde figuren werden in de oude Sumerische beschaving.